Based in Sydney, Australia, Foundry is a blog by Rebecca Thao. Her posts explore modern architecture through photos and quotes by influential architects, engineers, and artists.

Jonge Maaskantprijs teruglezen? De hele tekst nu online

Jonge Maaskantprijs 2021/2022

 

Deel 1 Intro - “DIY“

 

“DIY, Do It Yourself”

Een gele post-it met de letters D I Y heeft lang naast ons aan de muur gehangen op ons allereerste kantoor. Nouja, kantoor, het was eigenlijk een grote werkplaats in een half vervallen schuurtje. Vanavond willen we jullie graag een verhaal vertellen. Een verhaal zonder beelden. Omdat deze plek, het Stadhuis van Rotterdam, in al zijn pracht en glorie, de perfecte achtergrond is voor dit verhaal.

 Op het pamflet dat we maakten voor deze gelegenheid staan naaldbomen. Die bomen vormen het begin van ons verhaal. Ze komen uit een foto van naaldbomen in een hellingbos. Het zou het ons zo geliefde Zwitserland kunnen zijn, maar het is Limburg.

 Je zou kunnen zeggen dat ik afgestudeerd ben ‘op’ Limburg. Zonder dat ik het persé wilde, werd het de plek die ik ging onderzoeken. Mijn natuurlijke neiging was om juist ver weg te gaan van mijn geboortegrond, nieuwe plekken ontdekken. Maar ik had het gevoel dat het reeds goed kennen van de plek die je gaat onderzoeken, het ook ‘echter’ maakt, dat je je verantwoordelijk voelt. Je kent de mensen, je kent de cultuur. Als architect start je vaak als ‘outsider’, waardoor je eerst door veel lagen heen moet graven om een plek of gemeenschap te doorgronden. Als ‘insider’ kun je meteen aan de slag met de diepere lagen, met de kern.

 Zo ontdekte ik dat de naaldbomen ervoor hebben gezorgd dat mijn opa veilig zijn werk kon doen. Hij was ondergronds mijnwerker en zijn leven was afhankelijk van de bomen, waarmee de mijnschachten gestut werden. De bomen groeiden op de onvruchtbare hellingen in Limburg. Want alleen die plekken waar echt niks mee kon, dat was de plek waar bos nog was toegestaan. Het landschap heeft voor mij dus een diepe emotionele waarde.

 Niels studeerde iets later af op een plek die hem eveneens aan het hart ging. Namelijk Friesland, waar hij al zijn hele leven komt. Niels begon zijn afstuderen niet op de gebruikelijke manier achter zijn laptop, maar sprong op zijn fiets. Met een tentje mee doorkruiste hij zijn onderzoeksgebied en sprak boeren, architecten en wie hij maar tegenkwam. Niels wilde weten wat er echt toe deed in de streek. Wat de mensen bezig hield. Hij luisterde.

 Do it yourself. Het is een bekend zinnetje dat bij ons op kantoor soms tot discussie leidde. Floor vond het onaangenaam pretentieus klinken. Alsof je alles zelf kan. Waarop Niels brieste dat de afgelopen jaren daar wel een groot deel van in het teken hebben gestaan. Want het luisteren en het zoeken naar verhalen is een onderdeel geworden van Werkstatt. Toen Niels en ik begonnen samen te werken, nu bijna 8 jaar geleden, werden we verbonden door het grote verhaal dat de wereld in verandering is en dat we daar iets aan kunnen bijdragen.

 Werkstatt begon zo op het vliegveld van Madrid. Ik kwam net terug na een jaar in Zuid Amerika te zijn geweest. Niels was net klaar met het bouwen van zijn eerste project. Zelf had ik als restauratiearchitect gewerkt, waar ik maar weer eens leerde dat een plank van een boom kwam, en dat grondstoffen een oorsprong hebben doordat ik om me heen kon zien waar de leem vandaan kwam. Het was de plek waar ik heel veel leerde over bouwen met natuurlijke materialen. Niels pikte dat op, en ging in mijn buitenlandperiode op zoek naar hoe je dat in nieuwbouw toepast. Niemand had het ooit gedaan, dus wat doe je dan: je wordt bouwvakker van je eerste project, en doet het zelf.

 Terug naar het vliegveld. Ik zit met mijn rugzak op de grond en kijk op mijn laptop en krijg een email van Niels. Hij heeft een vraag gekregen voor een huis uit kalkhennep in – jawel- Friesland. Of ik interesse heb dit project samen met hem te doen. Janneke, mijn vriendin, leest de begeleidende brief van de opdrachtgever en roept meteen: als jullie dit project niet krijgen, dan weet ik het ook niet meer! Ik schreef terug aan Niels dat ik heel graag met hem wilde werken aan wat het eerste kalkhennep huis van Nederland zou worden.

 

Wat verbindt twee mensen dan, dat er zoiets uit kan ontstaan. Onze paden kruisten elkaar op een natuurlijke manier. Na gewerkt te hebben bij bureau’s die investeerden in de gedachte dat vooral veel techniek een duurzaam gebouw maakt, voelde Niels het als zijn verantwoordelijkheid om juist de básis aan te pakken: waar bóuw je mee? Wat zijn de materialen, en hoe werken ze? Hoe zorgen ze voor een gezonde en aangename leefomgeving. Dat klinkt evident, maar door de steeds toenemende energie-eisen voor gebouwen staat die leefbaarheid onder druk.

Zelf had ik meer een esthetische fascinatie voor deze nieuwe, -natuurlijke- materialen die ik leerde kennen in het restauratievak. Hier zag ik nog echte ambachtsmensen werken met echte materialen. Het tegenovergestelde dus van waar de bouw nu -noodgedwongen wellicht- naartoe beweegt. Het was de geschiedenis en de romantiek die huist in monumentale panden, die je eer wilt aandoen.

 Ik leerde er ook dat veel oplossingen verscholen zitten in materialen. Ik verbaasde me erover waarom ik me in ons kantoor, een oud vakwerkhuis, zo aangenaam voelde, zonder dat het er bijzonder warm was in de winter. Ik leerde dat dat te maken had met de aard van de materialen om me heen. Dus los van hun vaak bijzondere oorsprong en rol in het landschap, net zoals onze naaldbomen, hebben deze materialen ook nog een positief effect op hoe iemand zich voelt in een ruimte.

 Niels en ik beseften door deze lessen dat begrip van het bouwproces DE SLEUTEL is in de verandering naar een meer duurzame bouw. We moeten zelf de technieken en processen kunnen schetsen en uitleggen, die aan de basis liggen van onze manier van bouwen. Kort gezegd kwam dat in de beginperiode neer op, zoals Niels het poëtisch verwoordde onlangs, ‘als een paar gasten die een ander isolatiemateriaal in de muur stopten’.

 Toch zit daar de crux van de DIY-mentaliteit. De oplossingen die nodig zijn voor een meer duurzame en toekomstgerichte bouw zijn volgens ons niet persé technisch van aard. Ze zijn eenvoudig, bescheiden, en goed toepasbaar. De technieken die we gebruiken zijn onderzocht, bestaan al erg lang en hebben een low-tech karakter. Het ligt niet aan beschikbaarheid van materiaal, maar aan hoe we met elkaar in de bouw omgaan, hoe onze verantwoordelijkheden zijn verdeeld. Er dient een wederzijds respect tussen bouwer en architect te zijn, anders slaagt deze transitie niet. Architecten bepalen of bouwers met glaswol of purschuim moeten werken, met alle gezondheidsrisico’s van dien, óf met biobased alternatieven, waar zelfs onze kinderen mee kunnen spelen (en dat ook regelmatig doen).

 

Even een weetje: wisten jullie dat de totale CO2 uitstoot van een gebouw maar voor een derde voor rekening komt van het energieverbruik? Een verbruik dat we nu al bijna tot nul hebben geminimaliseerd in veel nieuwbouw. En dat 2/3 van de CO2 uitstoot in de materialen zit waarmee we bouwen. Dat betekent dat we met z’n allen erg ons best aan het doen zijn om met heel veel complexiteit en geld nog een klein beetje energie te besparen, waarbij we weten dat de laatste 20% besparing 80% van de kosten en moeite met zich meebrengt. En dat terwijl er een berg letterlijk voor het oprapen ligt. Een berg nieuwe, inspirerende bouwmaterialen.

 

Maar hoe tillen we dit verhaal naar een grotere schaal? Één van onze grote inspiratiebronnen is een boek over de Zwitserse architect Gion Caminada. Caminada is afkomstig uit een klein bergdorpje, Vrin, dat zo’n 30 jaar geleden alle problemen kende van een klein dorp: wegtrekkende jongelui en geen toekomstperspectief. Maar Caminada voelt de verantwoordelijkheid voor zijn dorp, en ziet het als zijn taak om het dorp te voorzien van een duurzaam toekomstperspectief.

En dat begint met het bouwen van een telefooncel. Een telefooncel die aan de dorpelingen duidelijk maakt: er is een wereld, een digitale wereld zelfs, die buiten dit dorp bestaat. En als we daar niks mee doen, dan hebben we een probleem. Vervolgens is het een jarenlang proces waarbij hij het vertrouwen wint van de bewoners, en hij mandaat krijgt om op een wezenlijke, betrokken manier het dorp te veranderen. Hij komt tot het inzicht dat een kleine gemeenschap alleen kan overleven als het zijn eigen kwaliteiten versterkt en economisch rendabel maakt, zonder het verleden uit te wissen. Het dorp bouwt prachtige nieuwe schuren, die veel beter werken dan de oude, maar waar ook vlees van hoge kwaliteit gemaakt wordt, inmiddels in heel Zwitserland bekend. Kwaliteit als redding.

 Voor ons is dit inmiddels een wezenlijke benadering geworden. Caminada zegt: if a barn functions well, it may as well look good. Architectuur kan een verlangen oproepen. Geen puur verlangen naar schoonheid, maar een verlangen naar een nieuwe toekomst.

 De schuur die wij bouwden bij de stadsboerderij in Eindhoven is ons daarom zo dierbaar. Iedere dag komen daar mensen die tegen de achtergrond van deze schuur scharrelen over het erf. Toen we hoorden dat Age en Miriam, de boeren, van plan waren een schuur te bouwen, riepen wij direct: dit moet een HOUTEN schuur worden; iets wat op deze schaal en formaat nooit meer gedaan wordt. We bluften ons er deels doorheen dat we het voor dezelfde prijs konden maken als een stalen schuur, maar een ander verhaal was veel belangrijker voor Age en Miriam. Het verhaal dat als zij geen houten schuur meer zouden bouwen, niemand het meer zou doen. Ze beseften dat de schuur meer was dan een gebouw, het is een statement hoe we met onze toekomst om zouden moeten gaan. En voor die moed zijn we Miriam en Age nog steeds dankbaar.

 Bijzonder, bijzonder dat het uitmaakt of een schuur van staal of van hout is. Dit bepaalt hoe hij verankerd is in het landschap. Of het vreemd voelt. Of eigen. Dit doet iets met je als mens.

 Caminada leert ons dat de gemeenschap essentieel is. Dat we moeten weten voor wie we werken. Als we weer bouwen voor de eindgebruikers, de bewoners, zijn we tot veel meer in staat. Dat is in Nederland, ontwikkelaarsland, een grote uitzondering. Dus startten we een zoektocht. Een zoektocht naar een nieuw ontwikkelmodel waar de bewoner weer centraal staat. Bijzonder genoeg komen we weer terecht in het land van de naaldbomen, namelijk Zwitserland. In de stad Zurich bestaat een coöperatief model waarmee op grote schaal middenhuur gerealiseerd wordt met hoge kwaliteit, en zelfs zo nu en dan in houtbouw.

 Een snelle zoektocht brengt ons hier in Rotterdam, naar de architecten van HCVA. Het blijkt dat in deze stad een enthousiaste groep keihard heeft gewerkt aan een model voor coöperatief wonen in Nederland. Het heeft hier nog geen voet aan de grond gekregen, maar hun baanbrekende werk zorgt ervoor dat we gezamenlijk in Eindhoven voet tussen de deur krijgen bij een aantal partijen, waaronder woningbouwcorporatie Trudo. Inmiddels zijn we concreet bezig met de verdere uitwerking van een coöperatief woongebouw op Strijp-S, waarvoor we met een groep initiatiefnemers een coöperatie aan het opstarten zijn.

 Maar hoe krijg je een groep in beweging? Hoe maak je ze onderdeel van de transitie? Hoe wek je hun verlangen? We kregen samen met Atelier tot the Bone en Tom van Tuijn de kans dit te onderzoeken in een bijzonder CPO project in Eindhoven. Een groep starters is het zat en maakt een plan om in plaats van vijftien vrijstaande woningen maar liefst 40 woningen voor het middensegment te realiseren op dezelfde locatie.

 Het wordt een project waarin vrijwel iedere status quo wordt bevraagd, van voordeur, tot brievenbus en tuin. Alles wordt bestudeerd, en uitgebreid gespiegeld tegen gezamenlijk afgesproken waarden.

 Het is DIY in optima forma. De bewoners, ontwerpteam, de aannemer, de adviseurs, iedereen doet zijn uiterste best als groep om het te laten slagen. Er heerst een bijzondere dynamiek waarbinnen iedereen bewust een andere toekomst mogelijk aan het maken is.

 Zo wordt de Do-It-Yourself-instelling omgezet in vertrouwen geven aan anderen om een soortgelijke route te bewandelen, om een collectieve verantwoordelijkheid te nemen voor de taak die voor ons ligt. Samenwerken speelt een alsmaar grotere rol in ons werk, iets waar ook wij aan moeten wennen (haha).

 Maar de rol van de architect blijft onmiskenbaar die van de verbeelder, de aanwakkeraar van verlangen. Het is een ambachtelijk vak, en mensen moeten eerst iets zien voor ze erin kunnen geloven. En daarin ligt de essentie voor een duurzame toekomst.

 Het waren als laatste de modernisten die beschikking kregen over een nieuw arsenaal van staal, glas en beton, en daarmee een totaal nieuw vocabulaire verbeeldden, die tot op de dag van vandaag door zindert. Het zijn ook juist die materialen die een zware last leggen op de aarde. Extractieve materialen, die gedolven worden uit de aarde. Eindige materialen. We kunnen ze niet meer klakkeloos gebruiken. Langzaam maar zeker zullen ze hun positie afstaan aan een nieuw arsenaal van natuurlijke oorsprong.

 De zinken dakgoot die we altijd als vanzelfsprekend gebruikten, of het staal, het beton, we zullen het gaan zien als kostbare elementen, iets wat ongelooflijk veel energie, en daarmee CO2 en inspanning heeft vereist. Met aardgas bakken we klei, smelten we staal, branden we cement. Het gebouw waar we ons nu in bevinden, heeft ergens een groot litteken in het landschap achter gelaten. We kunnen dat niet meer als vanzelfsprekend beschouwen.

 In de omloop rondom het atrium van dit gebouw, staan een aantal gestapelde totems. Een totem is een natuurlijk voorwerp met een symbolische betekenis. De totems, met een basis van kalkhennep, vormen de belichaming van onze overtuiging: de basis van onze bouwcultuur zal moeten bestaan uit regeneratieve en/of bio-based grondstoffen. Deze basis kan worden aangevuld met noodzakelijke ‘eindige’ materialen ten behoeve van functionaliteit en schoonheid. Door de grote ecologische impact van de laatsten, verdienen deze materialen een uiterst zorgvuldige en spaarzame toepassing.

 

Deel 2 Intermezzo - “All this stuff came from somewhere“

 

“All this stuff came from somewhere.”

Dit is een uitspraak van Kiel Moe, die de bouw onderzocht van het beroemde Seagram Building in New York, van Mies van der Rohe. Hij ontdekte hoe dit ogenschijnlijk ‘moderne’ gebouw een desastreuze impact had op talloze gemeenschappen en landschappen. Door de feitelijk primitieve en achteloze wijze waarop het tot stand kwam.

 Op de prachtige muurschilderingen in het Rotterdamse Stadhuis zien we de havenarbeiders die sinds jaar en dag zorgen voor de toevoer van grondstoffen. De identiteit van deze stad, de rijkdom van dit gebouw, is gevormd door de haven en haar verbondenheid met de rest van de wereld. De haven heeft de extreme rijkdom gebracht die het mogelijk maakt de gebouwen te bouwen waar we nu in staan. Maar de herkomst van de grondstoffen is onzichtbaar en de grondstofstromen zijn anoniem. Hierdoor wordt verantwoordelijkheid nemen over de hele keten niet beloond en is de verleiding tot winstbejag groot.

 Tegelijkertijd is het een systeem dat na de oorlog lang heeft gezorgd voor betaalbare, goede woningen. Waar dit gebouw nog gemaakt is van stenen, schakelden we daarna over naar beton, staal en glas. Maar het systeem loopt letterlijk tegen haar grenzen. Grondstoffen worden veel schaarser en de fossiele energie waar dit systeem op drijft steeds duurder. De bijdrage van de bouw aan de vervuiling van onze leefomgeving is groot, op bijna alle fronten. Beton zorgt voor bijna 8% voor de wereldwijde CO2 uitstoot. Als we al het beton in onze gebouwen zouden vervangen voor bio-based materialen zouden we in één klap voldoen aan de klimaatdoelstelling voor 2030! Het is hoog tijd voor een radicale systeemverandering.

 De muur die we voor deze gelegenheid bouwden is van kalkhennep. De hennep staat voor deze systeemverandering. Het is het toekomstperspectief dat nodig is voor de bouw. Maar net zo goed voor de lándbouw. Boeren zijn in staat de hoogwaardige grondstoffen te verbouwen voor de 1 miljoen woningen die we nodig hebben. Naast, of liever -in plaats van- de laagwaardige productie van bulk zoals veevoer (nog een systeem dat tegen zijn grenzen aanloopt, zoals we allemaal hebben kunnen zien de laatste maanden). Met slechts 10-15% van ons landbouwareaal kunnen we binnen 10 jaar het materiaal produceren voor deze woningen, met een grote CO2 opname en meer dan een halvering van de stikstofuitstoot als resultaat.

 We zijn ons als architect steeds meer bewust van het feit dat we naast gebouwen, dús ook landschappen vorm geven. Bouw en landbouw zijn met elkaar vervlochten.

 Maar niet alleen de bouw, ook het voedsel dat we eten, of de kleding die we dragen, bepaalt het landschap waarin we leven. Ik denk dat het huidige Nederlandse landschap, als we om ons heen kijken, niet het gedroomde landschap is van velen. Niet voor niets krijgen we nostalgische gevoelens bij oude plaatjes van hoe het er ooit uitzag. En toch willen we waken voor deze nostalgie. Vroeger was niet alles beter. We moeten juist nieuwe technieken omarmen om gemeenschappen en landschappen weer die kwaliteiten te geven waar we naar verlangen, dat is een wezenlijk verschil. En daar moeten we de prijs voor betalen. Een eerlijke prijs.

 Nu Raoul en ik een paar jaar bezig zijn, ervaren we de wrijving, de bewust of onbewust opgeworpen obstakels om dingen te veranderen. Om te werken aan een fundamentele systeemtransitie. Dan heb je soms nieuwe energie en scherpte nodig. Daarom zijn we erg verheugd met onze nieuwe partner: Floor Frings.

Werkstatt staat voor een nieuw hoofdstuk. Onze ambities blijven groeien. We willen meer bereiken. Niet bouwen voor ‘de happy few’. Maar werken aan een brede transitie. Hier hebben we Floor bij nodig. Floor gooit doodleuk nog een paar scheppen bovenop onze ambities. Of ze helpt ons de juiste te kiezen op het juiste moment.

 De maatpakken die we dragen zijn een geschenk van Floor. Haar vriend en textielontwerper Rudi Boiten heeft samen met weverij Enschede Textielstad voor deze gelegenheid bijzondere pakken gemaakt. 

We hebben hiervoor onderzoek gedaan naar de textielkringloop. De textielkringloop met de laagste milieu impact. Met gesponnen garen en gewoven linnen van lokaal geoogst vlas. Maar zo wordt een kostuum altijd grijs, als je geen verfstoffen gebruikt. Met toegevoegd gerecycled katoen kan dit met subtiele kleurnuances worden verrijkt. Maar met toegevoegd ‘nieuw’ katoen uit reststromen van de mode-industrie wordt een nog rijker kleurpallet mogelijk. Hoe zuiver in de leer willen we zijn? Hoe zit het met de uiteindelijke kwaliteit? En de herbruikbaarheid? En de milieu impact? 

 De parallellen met ons vakgebied zijn evident. Hoe maken we in de toekomst een rijke architectuur gebaseerd op een ecologische esthetiek? Welke beperkingen leggen we onszelf op? Hoe ‘principieel’ zijn we? Of hoe stellen we hiervoor principes op? En hoe hanteren we deze? Binnen Werkstatt ontwerpen we eigenlijk niet met een lijst ‘duurzaamheidsprincipes’. Door onszelf uitvoerig te verdiepen in de materie, in materialen, hebben we principes geïnternaliseerd. Mede daardoor werken we eigenlijk heel intuïtief, en proberen we duurzaamheid op een poëtische manier gestalte te geven.

 

Deel 3 Slot - “poetics of plentitude“

 

Als we nu kijken naar dit verhaal, naar dit gebouw, waaruit bestaat de bulk van de materialen waar we mee bouwen? Waar komt het allemaal vandaan? En belangrijker nog: wat betekenen deze materialen voor ons?

Materiaalstromen vinden niet alleen een eindbestemming in de gebouwde omgeving, ze suggereren ook bronnen en beginpunten. Ze bewegen zich voort door gemeenschappen en beïnvloeden economieën en landschappen. Materialen laten ontegenzeggelijk hun sporen achter: ze bestaan in plaats en tijd.

 De schaal waarop we grondstoffen aanwenden roept noties op van overvloed én eindigheid. In het Engelse woord ‘plenty’ komen twee verwante begrippen samen: overvloedig en net genoeg of precies voldoende. Hoe verhouden we ons tot deze tweeledigheid? Wat is er in overvloed en mogen we genereus gebruiken, wat is eindig en verdient een spaarzame, zorgvuldige toepassing? Welke rol spelen nieuwe, regeneratieve bouwmaterialen, en wat wordt de nieuwe rol van eindige materialen met hun unieke kwaliteiten die we moeilijk kunnen wegdenken?

 Geconfronteerd door deze tegenstrijdigheden, proberen we de implicaties van conflicterende begrippen om te draaien. Eindig en oneindig staan niet lijnrecht tegenover elkaar, precies genoeg en overvloedig vullen elkaar op een dynamische manier aan. Dit vraagt om een meerzijdig perspectief op materiaalwaardering. Naast hun functionele kwaliteiten, belichamen materialen ook herinneringen, potentie en schoonheid. Die schoonheid is niet beperkt tot de uiterlijke verschijningsvorm, maar kan ook gevonden worden in de herkomst van de vezel of de potentie van een toekomstige bestemming.

 Onze werkwijze wordt daarbij gemotiveerd door het besef dat grondstoffen en materialen op hun beurt iets van de mens vragen. Kennis en ambachtelijke vaardigheden, bijvoorbeeld, maar ook vindingrijkheid, de wil om zelf dingen te ontdekken, processen te ontleden en inzichten met elkaar te delen.

 Er kan dus worden gesteld dat we nú zowel collectieve als individuele actie nodig hebben om alternatieve, duurzame economieën vorm te geven. Een gebouw is hierin geen object, maar onderdeel van een bouwcultuur, een systeem. Om systeemverandering te bewerkstelligen heeft de architect een diepe betrokkenheid met de gemeenschap nodig. Één vraag blijft: betrekken we een gemeenschap door principes op te leggen, of door te verleiden met een poëtische notie van een nieuwe bouwcultuur?”

Nominatie Architect van het Jaar 2022!

Bouwen doe je niet alleen